Bewustzijn, Liefde en Spiritualiteit

 

 

 

Wat is het bewustzijn?

Wat is het verschil tussen verliefdheid en liefde?
Is liefde een emotionele ervaring of een bewuste keuze?
Hoe kunnen we groeien en tot meer liefde komen?

Wat is het verband met spiritualiteit?

 

 

 

Laat de discipel eindeloze liefde jegens alle schepselen aankweken.
Laat hem jegens de wereld boven, beneden en om hem heen
een hart vol onbeperkte liefde kweken.
Want in de gehele wereld is deze toestand des harten het beste

DE BOEDDHA

 

 

 

Inhoudsopgave

 

A. Ontstaan van het bewustzijn. 2

1. Het ontluiken van het bewustzijn: het ego. 3

De archaïsche fase. 3

De magische fase. 3

De mythische fase. 4

Het ego: de mentale stroom.. 5

2. Redelijkheid: een kwantumsprong naar een hoger bewustzijn. 8

Geen dogma maar onderzoek. 9

Een steeds groter wordend bewustzijn. 10

3. De overgang tussen de fasen. 11

4. Het hogere bewustzijn: de stroom van zijn. 11

 

B. De evolutie van de liefde. 11

1. Liefde als emotie: voorwaardelijke liefde. 11

2. Liefde als keuze: onvoorwaardelijke liefde. 11

Geen vervulling van behoeften. 11

Gewoon zijn. 11

Liefde schept verbinding. 11

3. Geluk: liefde voor het leven. 11

 

 

 

 

Inleiding

 

Bewustzijn correleert met vrijheid. Levenloze systemen reageren volgens onveranderlijke wetmatigheden van actie en reactie. Bij een levend wezen worden echter interne processen op gang gebracht waardoor het een respons heeft in plaats van alleen maar een reactie.

 

In vergelijking met andere organismen heeft de mens een zeer grote vrijheid. Gregory Bateson (1904-1980) wees erop dat als men een steen een schop geeft, deze precies zo ver zal vliegen als men hem energie heeft toegediend, maar dat als men een hond een schop geeft, het dier niet alleen een eind zal vliegen maar bovendien vervolgens de keuze heeft tussen gaan lopen, blijven liggen waar hij terechtgekomen is, of terugkomen en bijten. Dat terugkomen en bijten gebeurt niet met de energie die hem door de schop is toegediend, maar met de energie van interne processen in de hond zelf. De hond heeft dus een zekere vrijheid. Als men een mens een schop geeft, kan hij misschien ook een eind vliegen, maar zijn reactiemogelijkheden, zijn vrijheden, zijn haast onbeperkt. Hij kan niet alleen gaan lopen, hij kan ook blijven waar hij is, hij kan terugkomen en bijten, maar hij kan ook op wraak zinnen, een aanslag beramen, een gedicht schrijven, een schilderij maken, zich van het leven benemen of kiezen voor een verdere carrière als psychiatrisch patiënt.

 

Door deze grote vrijheid kan het individu zijn leven steeds beter beveiligen en van een steeds groter comfort voorzien. Hij kan dit zelfs op een dermate overdadige wijze doen, dat daardoor schade berokkend wordt aan anderen en aan de planeet. Het idee dat meer behoeftebevrediging tot meer geluk zal leiden, leidt inderdaad tot het opdrijven van de ego-intentionaliteit, ook als dit ten nadele gaat van anderen of van het milieu.

Op het niveau van de menselijke samenleving is deze evolutie gekenmerkt door de overgang van een archaïsche overlevingsmaatschappij, gericht op toenemende behoeftebevrediging en comfortvergroting, naar een moderne consumptiemaatschappij met een toenemende mate van overvloed, en uiteindelijk naar een wegwerpmaatschappij.

 

Maar het onstuitbaar groeiende bewustzijn kan ook voor problemen zorgen. Eens het bewustzijn groter is geworden dan wat noodzakelijk is voor de overleving, ontstaat immers een overschot aan vrijheid. De invulling van deze ruimte kan problematisch zijn. De hand van een kind is gauw gevuld maar om de hand van een volwassene te vullen is meer vereist. Deze vrijgekomen ruimte, die we in bewustzijnstermen de spirituele ruimte kunnen noemen, leidt maatschappelijk tot een samenleving met een overschot aan vrije energie, vrije tijd, en vrij geld. Als deze ruimte niet gevuld wordt met als zinvol ervaren reflectie over de existentie, ontstaat het fenomeen van spirituele leegte. Dit kan oorzaak zijn van depressie en andere vormen van onbehagen. In onze moderne samenleving wordt deze vrije ruimte grotendeels ingevuld door de gebruikelijke praktische beslommeringen (carrière, kinderen, bezittingen …) en wat rest wordt verder zo goed mogelijk opgevuld door een amusements- en verwenmaatschappij met een overmatige nadruk op jongerencultuur. De klemtoon ligt daarbij op zo veel mogelijk genieten met als paradox dat er minder dan ooit wordt genoten. Dat alles maakt dat de nood aan zinvolle spirituele invulling vaak slechts tegen het einde van het leven wordt ervaren, als de carrière, de kinderen enz. geen invulling meer geven.

 

 

 

 

A. Ontstaan van het bewustzijn

 

Aangezien elk mens het leven begint als een organisme zonder enig bewustzijn, moet hij een evolutie doorlopen. De evolutie van het bewustzijn is een proces waardoor levensenergie in toenemende mate bevrijd wordt uit een gebonden, immanente vorm naar een vrije, transcendente vorm.

 

 

1. Het ontluiken van het bewustzijn: het ego

 

De ontwikkeling van het bewustzijn, van geboorte tot volwassenheid verloopt doorheen een aantal fasen. In elke fase zijn er specifieke waarden, manieren van denken en van de wereld bekijken, manieren van lijden en liefhebben en van relaties aangaan.

Het gaat om een evolutie waarbij aan de reeds bereikte toestand telkens een nieuwe laag met nieuwe mogelijkheden wordt toegevoegd. De oudere lagen blijven echter altijd nog aanwezig en in bepaalde omstandigheden kan men altijd terug op een lager niveau gaan functioneren.

 

 

De archaïsche fase

Elk mens begint zijn leven in een toestand van totale eenheid (symbiose) met het lichaam van de moeder. Van daaruit krijgt het pas ontstane en zich ontwikkelende leven alles wat het nodig heeft: zuurstof, voedende bestanddelen, warmte, enz. Het leeft in een volledige biologische eenheid (symbiose genoemd) die ook na de geboorte nog blijft verder bestaan. Dit is de zogenaamde archaïsche fase (fig. 1) waarin het kind zich nog van niets bewust is en alleen betrokken is op zijn overleving. De baby leeft uitsluitend in een stroom van lichamelijke, emotionele behoeften en impulsen in de vorm van emoties. Daaruit volgt onmiddellijk dat het een misvatting zou zijn te denken dat emoties niet rationeel zouden zijn. Emoties zijn immers het resultaat van miljoenen jaren evolutie en zijn dan ook zeer rationeel, maar hebben een rationaliteit die uitsluitend op de biologische overleving in de natuur is gericht, en niet op bijv. het persoonlijke levensgeluk in een complexe cultuur als de onze.

 

De magische fase

Naarmate het kind letterlijk en figuurlijk de ogen opent en zich bewust wordt van de buitenwereld, ontdekt het kind dat het omringd is door (in zijn ogen) grote en machtige figuren, een soort goden, die alle macht over hem hebben. Zo hebben zij de macht om hem te voeden of niet te voeden, hem warm in te dekken of kou te laten lijden, hem lekker te knuffelen of hem alleen te laten. De baby leeft dus in een soort magische wereld waarin hij onderworpen lijkt te zijn aan machten waarop hij aanvankelijk geen enkele invloed lijkt te kunnen uitoefenen. Dit gevoel van onmacht is de basis voor alle latere angsten en voor de behoefte aan Zowel voor een plant als voor een dier of voor een mens, betekent leven het voldoen aan bepaalde behoeften door gewenste elementen uit de omge-ving aan te trekken en ongewenste elementen af te weren.veiligheid en zekerheid tegenover het onbekende. Deze angst moet ook bij de primitieve mens aanwezig geweest zijn, net zoals bij alle dieren.

 

Geleidelijk zal het kind echter ontdekken dat hij toch een zekere invloed op de machtige figuren om hem heen kan uitoefenen, namelijk door te lachen of te huilen. Op die manier ontdekt hij dat hij een weliswaar beperkte, maar toch zeer reële macht op de omgeving kan uitoefenen. De baby ontdekt hoe hij door bepaalde handelingen en gedragingen kan maken dat het leven aangenamer wordt en dat er meer gewenste dingen naar hem toe komen. Hij ontdekt bijv. dat hij meer geknuffeld wordt als hij lacht. Op die manier leert de baby de basisregels van het leven kennen. Leven, zowel voor een plant als voor een dier of voor een mens, betekent immers altijd voldoen aan bepaalde behoeften door gewenste elementen en omstandigheden uit de omgeving aan te trekken en ongewenste elementen en omstandigheden af te weren.

 

De mythische fase

Naarmate de ontwikkeling van het kind verdergaat, leert het zijn omwereld steeds beter waarnemen. Het kind doet met name de belangrijke ontdekking dat hij voorwerpen in de omgeving kan leren manipuleren, bijv. blokken uit een blokkendoos. Hij leert zijn wil op te leggen aan de omgeving. Een nog belangrijker ontdekking is dat hij niet alleen voorwerpen in de omgeving kan manipuleren, maar dat hij voorwerpen als het ware in zijn hoofd kan halen. Hij kan zich met andere woorden dingen voorstellen die er niet zijn. Deze wonderlijke mogelijkheid is het begin van het bewustzijn dat maakt dat hij over dingen kan nadenken die er in Door de taal krijgt het kind toegang tot het volwassen denkenwerkelijkheid niet zijn. Het instrument daartoe is de taal. De taal maakt dat een kind, net als een volwassene, over dingen kan nadenken door de naam van die dingen te noemen, d.i. door het gebruik van woorden. Woorden zijn symbolen voor de concrete dingen in de buitenwereld en mensen en objecten uit de buitenwereld kunnen opgeroepen worden door hun naam te noemen. Door de taal krijgt het kind dus toegang tot het volwassen denken. Het leert objecten manipuleren in zijn hoofd, net zoals het vroeger objecten kon manipuleren in de buitenwereld. Dat is de basis van creativiteit. Creativiteit is immers het bedenken, d.i. zich inbeelden van omstandigheden (“oplossingen”) die er nog niet waren. Daarom is het ook de basis van kunst. Michelangelo zei: “Als ik een blok marmer zie, zie ik het beeld er al in. Ik moet alleen nog de overtollige steen weghalen.

 

Door dit denken krijgt het kind toegang tot de volwassen wereld van de cultuur en van de verhalen. Het kind gaat zijn begrip van de wereld conceptualiseren en structureren in verhalen (sprookjes) die het in zijn gezin of zijn groep van afkomst hoort of die het zelf verzint. Dat is het begin van de mythische fase, d.i. de fase van de verhalen, de sprookjes, de overtuigingen, de mythen over hoe de wereld en de anderen in elkaar zitten, of die vriendelijk of onvriendelijk zijn, over wat hoort en niet hoort en over hoe zijn invloed en zijn macht in en op de wereld vergroot kan worden. Het kind heeft, zoals elk mens, immers de behoefte de werkelijkheid concreet te maken zodat ze begrijpelijk en hanteerbaar wordt. Dit is de fase van het zogenaamde prepersoonlijke, prerationele, conventionele, conformistische denken omdat het kind in deze fase alleen nog maar kan denken zoals de familie, de groep, de stam waarin het geboren is. Het heeft immers nog geen persoonlijk denkvermogen ontwikkeld, het heeft alleen de culturele verhalen en mythen die aangeven wat binnen de eigen groep als normaal en passend wordt beschouwd. Het kind denkt dan ook vaak in termen van moeten en mogen.

 

Het denken is als een stem in het hoofd die een verhaal vertelt waar het lichaam in gelooft en op reageert met emotiesDat alles heeft verstrekkende gevolgen. Het denken is als een stem in het hoofd die een verhaal vertelt waar het lichaam in gelooft en waar het op reageert met emoties. Die emoties geven op hun beurt energie die de gedachten nog versterken zodat nog meer emoties opgewekt worden. Dat is de vicieuze cirkel van gedachten en emoties. Het lichaam en zijn emoties kunnen immers geen onderscheid maken tussen een echte situatie en een ingebeelde gedachte. Emoties zijn reacties van het lichaam op gebeurtenissen, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen gebeurtenissen die zich in de buitenwereld afspelen en gebeurtenissen die louter in de wereld van de inbeelding plaatsvinden en die bijvoorbeeld gedachten of interpretaties kunnen zijn naar aanleiding van gebeurtenissen in de buitenwereld. Zo voelen mensen meestal geen enkele emotie als ze horen dat in een ver land een kind gestorven is, maar zijn ze getraumatiseerd als ze horen dat hun eigen kind gestorven is. Het hele verschil zit in het mentale concept “mijn”. Gedachten die Het lichaam en zijn emoties kunnen geen onderscheid maken tussen echte situaties en inge-beelde gedachtenemoties oproepen zijn soms zo snel dat het lichaam al met een emotie heeft gereageerd vooraleer ze tot het bewustzijn zijn doorgedrongen.  Daardoor heeft men soms zelfs de indruk dat ze niet van onszelf zijn, dat men er niets aan kan doen, dat het gaat om iets dat “sterker is dan onszelf”. Dergelijke snelle, grotendeels automatisch verlopende gedachten zijn het gevolg van vroege conditionering, meestal in de jonge kinderjaren toen nog kritiekloos gedachten en verhalen van anderen werden overgenomen. Dergelijke gedachten zijn bijvoorbeeld “Mensen/mannen/vrouwen zijn niet te vertrouwen” of “Niemand houdt van mij”, of verhalen met als titel “Waarom ik niet gelukkig kan zijn”. Ook wraakgevoelens en oorlogsgedrag zijn een gevolg van de mogelijkheid om bepaalde verhalen vast te houden en de emoties die daarvan het gevolg zijn. Men denkt zich de ander in als een vijand die ons iets heeft aangedaan dat vergelding behoeft. Geen enkel dier is in staat tot wraakgevoelens of tot oorlog.

 

 

 

Figuur 1

 

 

Het ego: de mentale stroom

De hoger besproken archaïsche, magische en mythische fasen vormen samen wat het lagere bewustzijn, het ego of ook wel het valse bewustzijn wordt genoemd. Het is een mentale stroom van emotionele en mentale gebeurtenissen, in tegenstelling het hogere of echte bewustzijn dat verder besproken zal worden en dat als een stroom van zijn kan worden beschouwd

 

De mens wordt herleid tot een verhaal bestaande uit woorden, gedachten of emoties waarmee men zich identificeert.Dit ego of lagere bewustzijn is wat wij doorgaans bedoelen als wij “ik” zeggen. Het woordje “ik” is, net als andere woorden, een symbool voor wie wij zijn, het is immers alleen maar een gedachte, een voorstelling van wie wij zijn, het is een illusie, een aangeleerd of zelfbedacht verhaal, een mythe. Daardoor wordt de eindeloze diepte en het grandioze mysterie van wie de mens is, herleid en gereduceerd tot een construct, een verhaal bestaande uit woorden, gedachten of emoties waarmee men zich identificeert, dat wil zeggen die men “ik” noemt. Wij geloven dat dit conceptuele “ik” absoluut echt is en een op zichzelf staande identiteit of een intrinsieke werkelijkheid bezit. Dit verhaal wordt vervolgens het uitgangspunt voor alle verdere manieren van kijken naar de werkelijkheid en van alle andere interpretaties of verhalen (mythen) over de werkelijkheid. Dit proces van zich identificeren met een gedachte of met een woord begint dus in de kinderjaren en kinderen spreken in dat stadium vaak nog over zichzelf in de derde persoon: “Marietje wil eten”. Later wordt dit proces aangevuld met andere gedachten over geslacht, ras, lichamelijke kenmerken, uiterlijke verschijning, nationaliteit, religieuze overtuigingen, politieke affiniteiten, ideologieën, doctrines, bezittingen, beroep, sociale rollen, titels, gewoonten, voorkeuren, doorgemaakte gebeurtenissen (trauma’s) of oordelen over zichzelf als beter dan of niet zo goed als de anderen. Dat alles zijn producten van het denkende verstand dat onophoudelijk verklaringen en verbanden zoekt (en “vindt”) en steeds ideeën en verhalen produceert.

 

Bevestiging door identificatie

Dit ego is evenwel nog steeds een angstig ego dat zoekt zich te bevestigen, aanvaard te worden, zich te onderscheiden, bijzonder te zijn, aandacht en macht te krijgen en veiligheid te vinden. Een eerste strategie om zich gerust te stellen is “te weten wie het is” door zich te identificeren met lichamelijke eigenschappen, bezittingen, functies en rollen. Het ego denkt aantrekkelijk te zijn door het bezit van een aantrekkelijk (jong) lichaam gehuld in modieuze kleren. Het denkt groot te zijn door het bezit van een indrukwekkende auto of een imposante woning. Het denkt machtig te zijn door het verwerven van een rol of een functie met veel macht. Het ego probeert met andere woorden iets te “zijn” door zich te identificeren met iets “hebben” of iets “doen”. Datgene waarmee het ego zich identificeert, datgene wat het denkt “nodig” te hebben, kan veranderen, maar het proces blijft hetzelfde.

 

Een veelvoorkomende manier van het ego om het zelfgevoel te vergroten is de identificatie met een groep in de vorm van een onderneming, een voetbalclub, een volk, een partij, een ideologie, een religie, enz. Op die manier ontstaat een collectief ego dat dezelfde kenmerken vertoont als een individueel ego (bijv. de behoefte aan een externe vijand) maar dat bovendien doorgaans nog minder bewust is dan een individueel ego. Een groep kan daden stellen waartoe een individu buiten de groep niet in staat zou zijn, gaande van hooligans en straatbenden tot genocide.

 

Elke identificatie leidt evenwel slechts tot een kortstondige bevrediging van het ego dat altijd angstig en onvervuld blijft en daardoor altijd op zoek is naar nieuwe identificaties om zichzelf te vinden in een vollediger zelfgevoel. Niet alleen kinderen maar ook volwassenen worstelen immers voortdurend met de diepgewortelde vraag of ze wel “goed genoeg zijn”. Het ego vertaalt dit gevoel van niet genoeg zijn als niet genoeg hebben en probeert dit op te vullen met meer hebben. Aangezien geen enkele identificatie hier blijvend aan kan voldoen, is het ego nooit bevredigd en heeft nooit genoeg. Niets uit de buitenwereld kan immers blijvend Wie zichzelf zoekt in de dingen verliest er zich uiteindelijk in.bevredigen. Altijd is er nog een tekort dat opgevuld moet worden met dingen die men “nodig” denkt te hebben. Dat is de basis van alle gehechtheden, van bezitsdrang en uiteindelijk van elke verslaving. Wie zichzelf zoekt in de dingen verliest er zich uiteindelijk immers in. Dat is het drama, de tragikomedie van de Don Juan die beslist niet aan een te grote liefde voor vrouwen lijdt, maar wel voortdurend vruchteloos bevestiging zoekt voor zijn ego. In onze huidige westerse samenleving, met zijn overvloed aan verleidingen en mogelijkheden tot het bezitten van dingen, worden vele mensen in werkelijkheid bezeten door hun bezittingen. Zo lang men deze gedachtenvormen en structuren niet herkent, blijven ze ons in hun macht hebben.

 

Bevestiging door verzet

Een tweede manier van het ego om zich te bevestigen en te versterken, is zich af te zetten tegen iets of iemand, tegen omstandigheden, tegen het verleden of tegen het lot. Niets versterkt het ego zozeer als woede, zelfrechtvaardiging, verdediging, beschuldiging, vechten en strijden, zich afzetten tegen en gelijk hebben tegenover anderen die “ongelijk” hebben. Dit is een bekende strategie bij pubers en jonge volwassenen en ook een baby leert al zeer vroeg de macht van het “neen” zeggen door bijv. niet te willen eten. Zich tegen anderen afzetten en ze als minder goed beoordelen geeft immers impliciet aan dat men superieur en beter is dan die anderen. Als je niet groot en machtig bent door het hebben van bezittingen of van een machtige functie, kun je toch groot en machtig voelen door aan te tonen dat je anders (en beter) bent dan de anderen, door je af te zetten tegen de maatschappij met haar gevestigde waarden.

 

Niets is daarentegen zo ondraaglijk voor het ego als niet-aanvaard of afgewezen te worden. Het ego spreekt een taal van vechten en strijden.Daarom heeft het ego het nodig om gelijk krijgen en wordt zelfs een eenvoudig misverstand vaak als een afwijzing en een belediging ervaren. Het ego spreekt dan ook een taal van vechten, strijden, winnen, verliezen, voor jezelf opkomen, niet over je heen laten lopen, enz. Ook het feit dat een vriend of partner een relatie beëindigt en een andere levenskeuze maakt, wordt veelal als een afwijzing, een belediging of een vernedering gezien.

 

Een bijzondere vorm van verzet is zeuren en klagen over de ongunstige omstandigheden of de Hoe sterker het ego in jezelf, hoe waarschijnlijker dat je de anderen als het belangrijkste probleem in je leven beschouwt.slechte behandelingen die je te beurt vallen, over de samenleving of over de “anderen” in het algemeen. Ook dat is een immers een manier voor het ego om (negatieve) aandacht te krijgen en bovendien zichzelf als moreel superieur voor te doen en de “anderen” als minder goed af te schilderen. Het is een poging om groter te worden door de anderen kleiner te maken. Hoe sterker het ego in jezelf, hoe waarschijnlijker dat je de anderen als de belangrijkste problemen in je leven beschouwt. Het is ook zeer waarschijnlijk dat je het andere mensen behoorlijk lastig maakt.

 

Pas als men zich bewust wordt van deze processen in zichzelf, kan men er zich los van maken. Zoals alle mythen en illusies, kunnen ook deze illusies ontmaskerd en ontmanteld worden door in te zien dat het illusies zijn. Door het herkennen van illusies, verliezen ze hun macht. Niets uit de buitenwereld heeft immers ook maar iets te maken met wie je in werkelijkheid bent. Geen enkel bezit of functie kan een antwoord geven op de vraag wie je bent. Een bezit of een functie is alleen maar een verhaal waarin de gedachte aan “ik” verbonden is met de gedachte aan “iets in de buitenwereld”. Gehechtheid aan dingen valt vanzelf weg als men zich niet langer in dingen probeert te vinden.

 

 

 

Samenvatting: het ego

 

-          is de eerste fase van het bewustzijn, het zogenaamde “lagere bewustzijn”

-          bestaat uit een mentale stroom van emoties en gedachtepatronen

-          leeft vaak in het verleden of in de toekomst

-          creëert onderscheid, verdeeldheid en conflict in de wereld (ik/anderen, leuk/niet-leuk, vriend/vijand, werk/vrije tijd, goed/slecht)

-          is altijd bang om “niet goed genoeg” te zijn en om tekort te hebben

-          zoekt zich gerust te stellen en zich te bevestigen door zich te identificeren met of zich af te zetten tegen personen, rollen, groepen, ideologieën, bezittingen of activiteiten

-          heeft het nodig gelijk te hebben en gewaardeerd te worden en kan zich boos maken of van streek raken als dat niet gebeurt

-          spreekt een taal van vechten, strijden, winnen en verliezen.

 

 

 

 

 

2. Redelijkheid: een kwantumsprong naar een hoger bewustzijn

 

Pas later komt het kind, als adolescent, in een fase van persoonlijk, kritisch, redelijk denken, (fig. 2) waarin hij steeds meer als een volwassen mens kan gaan denken. Het volwassen bewustzijn gaat daarbij steeds meer de mythen uit de vroegere perioden onderzoeken. De mens gaat zich steeds meer afvragen of het wel redelijk is nog te blijven geloven wat hij zolang gelooft heeft, wat tijdens de opvoeding of de opleiding als waar werd voorgehouden en wat misschien nog steeds als waar wordt voorgehouden. De mens gaat steeds meer vragen stellen bij de culturele verhalen, sprookjes, mythen, clichés en oneliners. Hij beseft niet alleen dat Sinterklaas niet bestaat, maar ook dat vele andere mythen niet langer steek houden. Dat is de kwantumsprong van collectief, mythisch denken, naar zelfstandig, persoonlijk, postconventioneel, postconformistisch denken.

 

Door deze kwantumsprong van de rede kan de mens afstand doen van de magische wereld van het kind en van de daarbijhorende mythische verhalen en overtuigingen. Door de rede kan hij wakker worden uit zijn magisch-mythische slaap en uit de automatische, onbewuste gedragspatronen. Alleen als mensen meer wakker en bewust worden, gaan zij een meer persoonlijk en vrij gedrag vertonen. Naarmate mensen onbewuster leven, vertonen zij inderdaad een meer clichématig, stereotiep, onvrij gedrag en vertonen dan ook grote gelijkenissen met andere onbewuste mensen. Alle angstige mensen zijn zeer vergelijkbaar en zeggen grotendeels hetzelfde. Alle boze mensen zeggen dezelfde zinnetjes. Alle emoties lijken op elkaar. Een kind functioneert op basis van leuk/niet-leuk, lekker/niet-lekker, goed-voelen/niet-goed-voelen en van moeten en mogen. Een volwassene handelt niet op basis van aangename gevoelens of lichamelijk genietingen of genoegdoeningen maar op basis van algemene waarden en ethische principes, d.i. in termen van abstracte principes die voor iedereen gelden. Een kind is emotiegedreven, volwassenen zijn waardegedreven. De redelijkheid verlost ons van onze onbewuste behoeften en onze automatische, ondoordachte emoties. Wakker worden is inzien dat de zogenaamde behoeften, voor een volwassene geen behoeften meer zijn maar hoogstens nog wensen. Wij kunnen inzien dat voor een volwassene niets meer moet.

 

Geen dogma maar onderzoek

Dit redelijke, persoonlijke, kritische denken neemt in feite de rest van het leven in beslag en is nooit beëindigd. Het is de basis van de hele filosofie en van wat wij wetenschap noemen. Filosofie en wetenschap is het nooit eindigende proces van nadenken over de mens en over de natuur. De fase van Redelijkheid is niet het verdedigen van een dogmatische waarheid maar een houding van openheid en onderzoek.redelijkheid brengt dus geen nieuwe kennis die eindelijk de ware zou zijn en die de vorige zou vervangen. Redelijkheid is een houding van onderzoek waarbij de vele bestaande verhalen en mythen op hun geloofwaardigheid en bruikbaarheid onderzocht en getest worden. Wat nog bruikbaar is wordt behouden, wat niet meer bruikbaar is komt in de prullenmand terecht. Wetenschap is geen gefossiliseerd dogmatisch stelsel dat zegt wat waar is en wat niet, maar een levende houding van openheid en voortdurend onderzoek. Een dogmatisch stelsel is immers juist niet rationeel maar emotioneel en is gebaseerd op de archaïsche behoefte aan zekerheid. Vele religies en ideologieën zijn dergelijke dogmatische stelsels. Wetenschap daarentegen is een methode om tot betrouwbare kennis te komen, waarbij voortdurend voor ogen wordt gehouden dat het om voorlopig aanbevolen visies gaat, niet om definitief vaststaande waarheden. “Het enige wat ik met zekerheid weet, is dat ik niets weet,” zei Socrates. Wetenschap is een houding van ondervraging, van redelijk nagaan of datgene wat men ons verteld heeft en wat wij zolang geloofd hebben, wel geloofwaardig is. Of we moeten blijven geloven dat Sinterklaas bestaat en dat liefde en relaties er zijn om ons gelukkig te maken. De bedoeling is daarbij niet dat we zonder mythen zouden kunnen leven, maar wel dat we selectief zouden worden in de mythen die we (voorlopig) nog geloven. De wetenschapsfilosoof Karl Popper zei dan ook dat alle wetenschap begint met het onderzoek van bestaande mythen. Deze houding wordt ook geïllustreerd in de vragen van Byron Katie. Deze therapeute gaat ervan uit dat de meeste menselijke problemen veroorzaakt worden door het geloof in niet-onderzochte verhalen en stelt een aantal vragen voor om bewust te worden en dus los te komen van de macht van deze verhalen: “Is dit waar? Wie ben ik als ik dit verhaal geloof? Wie ben ik als ik dit verhaal niet geloof?”

“Het niet-onderzochte leven is niet waard geleefd te worden,“ zei Socrates.

 

Door de redelijkheid is de mens in staat zich bewust te worden van zijn biologische, evolutionaire, automatische mechanismen. Bewust worden betekent afstand nemen, toeschouwer worden. Zodra men bewust is van het feit dat men droomt, droomt men niet meer maar is men wakker. Het bewustzijn is de instantie in de mens die toekijkt op wat hij doet en die zich vragen stelt.Daardoor Een volwassen mens heeft nooit meer de natuurlijke spontaanheid van een dier of van een kind.heeft de mens nooit meer de vanzelfsprekende natuurlijke spontaanheid van een dier of van een kind. Een dier of een kind valt volkomen samen met zichzelf. Het is op elk ogenblik volkomen in het zijn van dat ogenblik. Het bewustzijn maakt dat de mens nooit meer zo volkomen met zichzelf kan samenvallen, maar dat hij altijd een beetje op zichzelf toekijkt. Bij een mens kan “spontaan” alleen maar “onnadenkend” betekenen.

Dat wordt soms als een verlies benoemd. De volwassene zou iets verloren zijn dat het kind nog had en volwassenen zouden moeten proberen terug te keren naar de toestand van het kind. Dat is de mythe van het kind als volmaakt wezen en van de volwassene die iets verloren zou zijn, de mythe van de val uit het paradijs, van de mens die voor zijn drang tot weten gestraft werd door verjaging uit de paradijselijke tuin van Eden.

 

Wij denken dat het juister is te spreken van een ontwaken uit de paradijselijke slaap, van een opstaan uit de tuin van Eden. Het geluk in het paradijs was immers geen menselijk geluk. Het was het geluk van een dier of van een kind, een geluk dat geen weet heeft van zichzelf en daardoor geen echt menselijk geluk is. De mens moet zijn toestand van samenvallen met zijn omgeving en met zichzelf verlaten om op die manier tot een echt menselijk, spiritueel geluk te komen. De kortste weg daar naartoe is rede. De rede is geen hinderpaal voor geluk, maar is er juist een toegang toe. Door de rede kunnen we bewust worden van onze magische en mythische wijzen van functioneren. Door zijn bewustzijn kan de mens steeds meer gaan beseffen wat hij niet is. In elke fase wordt hij zich meer bewust van wat hij niet is: hij is niet de moeder, hij is niet zijn lichaam, hij is niet zijn emoties, hij is uiteindelijk ook niet zijn denken. Maar ook dat kan hij alleen maar ontdekken doorheen het denken. Hij heeft het denken nodig om te beseffen dat hij zelfs niet zijn denken is. Alles waarvan we ons bewust kunnen worden, kunnen we immers niet zijn. Zoals een oog niet kan zijn wat het ziet. Al wat het oog kan zien, kan niet het oog zelf zijn. Op dezelfde wijze kan al datgene waarvan wij ons bewust kunnen worden, niet het bewustzijn zelf zijn. Zoals Sartre het zei: “Al wat we over onszelf kunnen zeggen, zijn we zeker niet.” In het centrum van de mens kan alleen het bewustzijn zelf overblijven, geen bewustzijn van iets, maar gewoon bewust zijn. Dat brengt ons tot de echte bevrijding van het hogere bewustzijn (zie verder).

 

Een steeds groter wordend bewustzijn

Parallel met de hoger geschetste ontwikkeling is er een beweging naar een steeds groter wordend bewustzijn: van een egocentrisch bewustzijn (ik-bewustzijn) naar een groepsbewustzijn (etnocentrisch wij-bewustzijn) en ten slotte naar een globaliserend wereldbewustzijn dat alle mensen omvat (wij allemaal). Een kind is van nature egocentrisch. Een volwassene kan de mythe van de verheerlijking van de eigen persoon en de eigen groep doorzien en kan door de redelijkheid inzien dat alle mensen gelijk zijn en kan aldus tot een wereldbewustzijn Plezier is de ervaring dat er iets goeds op je afkomt.
Geluk is de ervaring dat er iets goeds van je uitgaat.
komen. 

De redelijkheid geeft ook toegang tot de nog latere fasen van een nog groter, zogenaamd spiritueel bewustzijn dat niet alleen alle mensen omvat maar ook de hele natuur, het hele leven en het hele universum. Dat leidt tot mystieke ervaringen en tot een andere vorm van geluk. Een kind kan dit volwassen geluk niet kennen. Een kind kent plezierige ervaringen, met name het voldoen aan behoeften. Een plezier is de ervaring dat je iets goeds uit de omwereld te beurt valt: lekker eten, een auto, een woning, een leuke relatie, een reis. Plezier berust op het voldoen aan een behoefte. Geluk is echter de ervaring dat er iets goeds van je uitgaat naar de omwereld. Dat kan alleen maar als je innerlijk in vrede leeft met je emoties en met je behoeften. Je kan niets betekenen voor de omwereld als je aandacht in beslag genomen wordt door de binnenwereld, als je gegijzeld bent door emoties. Plezier is het geluk van de dwazen. Geluk is het plezier van de wijzen.

 

 

Samenvatting: de redelijkheid

 

-          is een houding van onderzoek en ondervraging van de overtuigingen en mythen van het ego

-          vereist een volwassen verstand

-          kan alleen in het nu bestaan

-          is de toegangspoort tot een hoger bewustzijn

 

 

 

Figuur 2

 

 

 

 

3. De overgang tussen de fasen

 

De overgang tussen fasen verloopt via een proces van differentiatiedesidentificatie en integratie. Datgene waarmee het “ik” zich in een bepaald stadium identificeerde (bijv. het lichaam of de gevoelens), wordt Zodra men weet dat men droomt, droomt men niet meer maar is men wakker.overstegen, getranscendeerd op een hoger stadium. Dit is vergelijkbaar met een dromer die maar droomt zolang hij niet weet dat hij droomt. Zodra hij zich bewust wordt dat hij droomt, droomt hij niet meer maar is hij wakker en dus op een hoger niveau. Vanop dit hogere niveau kan de vorige manier van zijn (het dromen) meer objectief, met een zekere afstand worden waargenomen. Het “ik” beseft dat het niet was wat het dacht dat het was. Het differentieert en desidentificeert zich van de droom en daardoor ontstaat een nieuw bewustzijn, een nieuw “ik” dat vanop een zekere afstand naar het vorige “ik” kan kijken. Met andere woorden: het subject van het vorige stadium (de dromer) is een object van het volgende stadium geworden. Het nieuwe subject staat op een hoger niveau. Het wakkere “ik” beseft dat het vorige “ik” een dromend “ik” was.

 

Een baby moet zich eerst letterlijk differentiëren van het lichaam van de moeder, maar blijft nog bijna geheel geïdentificeerd met het eigen lichaam. Naarmate zijn verbaal en conceptueel bewustzijn ontwaakt en toeneemt, kan het zich van het lichaam differentiëren en het vanop een zekere afstand bekijken. Het lichaam is nu een object geworden van het mentale subject. Tegelijk is het lichaam in dat subject geïntegreerd, het is er een onderdeel van geworden. Daardoor ontstaat ook de mogelijkheid om actief met het lichaam om te gaan.

Zo moet het kind zich ook differentiëren en desidentificeren van zijn emoties en uiteindelijk van zijn denken.

 

Het is echter belangrijk te beseffen dat de vorige stadia weliswaar overstegen (getranscendeerd) kunnen worden, maar daardoor niet verdwijnen. Er komt alleen telkens een laag bij. Dat betekent dat men ook altijd, uit bewuste keuze of vaker uit gewoonte, de optie heeft om weer vanuit een vroeger stadium te gaan functioneren. De vroegere stadia en de daarbijhorende strategieën zijn immers ouder en dieper biologisch verankerd. Dat betekent dat ook een volwassene, zelfs op hoge leeftijd, nog altijd de mogelijkheid heeft zich te gedragen als een baby die in een magische of mythische wereld leeft en probeert door huilen of eisen te krijgen wat hij denkt nodig te hebben. Dat is neurotisch gedrag: het functioneren vanuit een vroeger ontwikkelingsstadium. De oudere mechanismen zijn immers nog altijd aanwezig. Bewust leven, wakker zijn, betekent juist vanuit een hogere laag een bewuste sturing geven aan het leven. Maar de neiging is altijd aanwezig om weer in een onnadenkend, automatisch gedrag terecht te komen, om weer in een magische en mythische slaap te vallen.

 

Elke overgang gaat echter gepaard met loslaten van het bekende en bijgevolg angst voor het onbekende. Een eerste mogelijk probleem bij deze overgang is dan ook dat men de vorige fase niet los durft te laten. Er is als het ware in een fixatie in de vorige fase. Men kan bijv. de emotionele veiligheid van de nabijheid van de moeder niet loslaten.

 

Omgekeerd kan men juist zo snel mogelijk naar de volgende fase willen gaan en met de vorige fase niets meer te maken willen hebben. In dat geval is er sprake van dissociatie in plaats van differentiatie. Men snijdt zich af van belangrijke delen in zichzelf, bijv. van emoties, die dan verdrongen of onderdrukt worden en op die manier tot problemen kunnen leiden.

 

Terecht wordt immers gezegd dat emotie zonder rede blind is, maar dat rede zonder emotie lam is. Beide zijn nodig. Plato zei dat emoties goede dienaren zijn maar slechte meesters. Emoties zijn als paarden, we kunnen er veel plezier aan beleven maar we moeten ze niet laten beslissen waar we naartoe zullen gaan want dan weten we niet waar we zullen uitkomen. De blindheid en de catastrofale gevolgen van emotie die niet door de rede wordt gestuurd, wordt treffend en verscheurend geïllustreerd in de film “Damage” van Louis Malle, waar de hoofdfiguur (Jeremy Irons), een succesrijk zakenman en minister, verliefd wordt op het liefje (Juliette Binoche) van zijn zoon. Wat begon als een idyllische romance, wordt al spoedig een nachtmerrie en op het einde van de film is de hoofdfiguur alles kwijt: vrouw, kinderen, status, geld…

 

 

 

 

4. Het hogere bewustzijn: de stroom van zijn

 

Op grond van het voorgaande kan gemakkelijk begrepen worden wat het hogere bewustzijn zal zijn: het is een bewustzijn dat met behulp van de redelijkheid wakker is geworden uit de magisch-mythische slaap van het lagere bewustzijn, uit de mentale stroom. (fig. 3) Het is het doorzien van alle verhalen en strategieën van het ego. Het hogere bewustzijn is de vrijheid van het verlost zijn van de neiging van de geest om te willen hebben of juist niet Het hogere bewustzijn is het doorzien van alle verhalen en strategieën van het ego.te willen hebben, van het voortdurend willen vasthouden of wegduwen van dingen, mensen of omstandigheden. Als we onze geest willen verruimen, moeten we ophouden met hem te verengen. De ruimte die dan ontstaat kan niet meer in beslag genomen worden door de mentale stroom van waarnemingen, emoties of gedachten.

 

Het loslaten van de gehechtheid aan dingen is gemakkelijk als men niet meer probeert zichzelf te vinden in dingen door ze aan het zelfgevoel te verbinden. Als men beseft dat elk bezit een verhaal is en dat geen enkel ding iets te maken heeft met wie men is, is men verlost van elke gehechtheid en elke verslaving.

 

Het loslaten van klagen en lijden is gemakkelijk als men inziet dat alle klagen en lijden een mentaal bouwsel is, een construct, een verhaal dat het ego heeft verzonnen en waarin men gelooft, een verhaal met als titel: “Waarom ik niet gelukkig kan zijn.”

 

Anderen vergeven gaat vanzelf als men inziet dat klagen niets met de ander te maken heeft, die immers alleen maar zijn eigen weg en zijn eigen evolutie volgt. Klagen heeft geen ander doel dan het zelfgevoel van het eigen ego te versterken door zichzelf beter te vinden dan de ander. Zichzelf als goed benoemen en de ander als fout is één van de belangrijke vormen waarmee het ego probeert zichzelf te versterken.

 

Als dit alles doorzien en losgelaten wordt, als men begrepen heeft dat men niets bijzonders hoeft te zijn, niet hoeft te “weten wie men is”, is men verlost en blijft alleen nog de loutere vreugde van het Het hogere bewustzijn spreekt een taal van aandacht, aanvaarding, bewondering, verbinding en vreugde.zijn. Het hogere bewustzijn spreekt dan ook geen taal van strijden en vechten, maar van aandacht, bewustzijn, aanvaarding, blijdschap, dankbaarheid, enthousiasme, genegenheid, koestering, respect, verrukking, verwondering, waardering en viering. Dit bewustzijn kan soms plots doordringen bij mensen die alles verloren of kwijtgeraakt zijn en die beseffen dat dit niets wezenlijks heeft veranderd aan hun eigenlijke zijn. Dan ontstaat een ogenschijnlijk onbegrijpelijke en onwezenlijke rust en aanvaarding. Dat moment, waarop het ego letterlijk sprakeloos is, is een moment van bewustwording en van geluk. Een moment van liefde, omdat men zich één voelt met iedereen, met de hele natuur en met de hele kosmos. Dat moment kan alleen in het NU plaatsvinden.

 

Helaas kan deze ervaring spoedig ook weer verdwijnen en komen we al snel weer in de oude, vertrouwde gedachtepatronen terecht. Het doel van spirituele oefeningen in bewustwording is deze momenten van aandacht voor het NU doorheen de redelijkheid actiever en bewuster te beleven en langer te laten duren. Zolang men “iets anders” zoekt en verlangt, verklaart men eigenlijk dat het moment van NU niet goed genoeg is. Er is de verwachting van “iets anders” in de toekomst dat beter zal zijn dan de schijnbare onvolmaaktheid van het dagelijkse leven. Het leven is echter alleen maar onvolmaakt omdat we niet echt aandachtig zijn. Daardoor stellen we de bewustwording eindeloos uit en verwachten ze de volgende dag, het volgende jaar of bij iemand anders.

 

Dat leidt tot de ervaring van spirituele leegte die een gevolg is van het feit dat het bewustzijn onvoldoende is ingevuld. Het is als het ware te groot geworden voor de bestaande invulling die doorgaans bestaat uit de gebruikelijke dagdagelijkse beslommeringen (carrière, kinderen, bezittingen …). Wat rest wordt verder zo goed mogelijk opgevuld met futiel vermaak en zinloze ontspanning (activiteiten, evenementen, vakanties, uitstappen, festiviteiten…). Als ook dit gaat vervelen wordt de ervaring van spirituele leegte en depressie onafwendbaar. Daarvoor wordt dan vaak een beroep gedaan op medische deskundigen en therapeuten. Spirituele leegte is geen ziekte, het is een teken van tekort.Spirituele leegte is echter zoiets als een lege maag. Geen van beide zijn een medisch probleem of kunnen door een therapie worden opgelost. Spirituele leegte en haar gevolgen (o.a. depressie) vereist geen psychologisch onderzoek of een onderzoek van de hersenen, net zoals voor honger geen onderzoek van de maag vereist is. Het is alleen als gevolg van het dominante medische model dat mensen met levensmoeilijkheden gaan doen alsof ze ziek zijn, zodat artsen kunnen doen alsof ze die ziekten genezen. Het gaat echter niet om ziekten, maar om tekens van tekort, die alleen verholpen kunnen worden door een passende invulling. Net zoals we ons lichaam elke dag moeten voeden, moeten we ook onze geest elke dag voeden. Voedsel voor de geest komt in de vorm van goede ideeën.

 

Spiritueel ontwaken is niet het geloof dat je een onsterfelijke ziel of een geest bent, want dat zijn niet meer dan interessante gedachten. Spiritueel ontwaken wil zeggen dat je duidelijk ziet dat wat je waarneemt, ervaart, denkt of voelt, niet is wie je bent. Wat dan overblijft is het bewuste zijn als ruimte waarin waarnemingen, ervaringen, gedachten en gevoelens kunnen plaatsvinden. Het is de stilte achter de muziek, de ruimte achter de dingen. Dat is de essentiële identiteit.

 

De essentiële spirituele boodschap is:

Niets uit de buitenwereld kan je heler maken dan je al bent.

Niets uit de buitenwereld kan je minder maken dan je bent.

 

 

 

Samenvatting: het hogere bewustzijn

 

-          is de zogenaamde spiritualiteit

-          is niet tegen de redelijkheid maar is voorbij de redelijkheid

-          is een stroom van zijn en kan uitsluitend in het nu bestaan

-          is een bewustzijn van de fundamentele eenheid van het leven

-          is een bewustzijn van overvloed op basis van heelheid en volheid

-          kent dus geen tekort en geen nood

-          kan bijgevolg iedereen en alles aanvaarden

-          spreekt een taal van aanvaarding, eenheid, verwondering, koestering, viering.

 

 

 

 

 

Figuur 3

 

 

 

 

 

 

 

 

B. De evolutie van de liefde

 

 

1. Liefde als emotie: voorwaardelijke liefde

 

Liefde als emotie is zeker de best gekende, de meest bezongene en besprokene, en de meest verlangde en begeerde vorm van liefde. Het is de ervaring van verliefdheid, de ervaring dat iemand in ons leven verschijnt die zo oogverblindend mooi en begerenswaardig is, dat alles in ons als het ware onweerstaanbaar “JA!” Verliefdheid is de ervaring dat iemand in ons leven verschijnt die zo oogverblindend mooi en begerenswaardig is dat alles in ons onweerstaanbaar “JA!” begint te roepen.begint te roepen. Die ene verschijning leidt tot het opwellen van een immense emotionele stroom, al onze aandacht wordt er onweerstaanbaar naartoe gezogen en ons bewustzijn wordt geheel vervuld door de figuur van de geliefde. We kunnen aan niets anders meer denken. Het is alsof we de volmaaktheid zelf hadden ontmoet. We kunnen geen enkel gebrek in de geliefde ontwaren. Ons hele wezen, ons lichaam en onze geest komen in een uiterst aangename toestand van welzijn. We lopen op wolkjes en voelen ons in de hemel. We danken de goden dat een zo volmaakt en voortreffelijk wezen in ons leven is verschenen en we kunnen ons niet voorstellen dat we nog zonder de geliefde zullen kunnen leven en nog minder dat we dit nog ooit voor iemand anders zouden kunnen voelen. Volgens sommigen is verliefd worden niets anders dan getroffen worden door het goddelijke in de ander.

 

Wat deze emoties op gang brengt, is echter de verwachting van vervulling van onze behoeften. We worden als het ware meegesleept door onze emoties die de mogelijkheid van vervulling van behoeften zien. We zijn als een baby die lacht naar wat hij als aangenaam heeft ervaren. Een baby geeft inderdaad zijn liefde als beloning voor het als wenselijk beoordeelde gedrag van anderen.

 

Zoals gezegd dienen emoties ook precies om de omwereld zodanig te beïnvloeden dat er meer gewenste dingen op ons afkomen en ongewenste dingen uit onze buurt weggehouden worden. Onze emoties zijn in de evolutie immers ontstaan om onze overleving te bevorderen en leven betekent voor ons, zoals voor alle andere vormen van leven: het nodige doen om aan onze behoeften te voldoen. Emoties zijn dus biologisch zeer rationeel. Het voldoen aan behoeften geeft ons voldoening en maakt dat we ons goed voelen. We zullen de omwereld dan ook belonen met een lach en met vriendelijk gedrag om te kennen geven dat wat zich net heeft voorgedaan, liefst nog veel meer mag gebeuren. De baby lacht naar de moeder om te kennen te geven dat ze hem nog meer mag oppakken en lekker knuffelen.

 

Een baby “gebruikt” die strategie natuurlijk niet bewust. Hij “weet” niet dat hij dat doet en hij “kiest” niet voor dat gedrag. Hij wordt als het ware geleefd door een oeroud, archaïsch patroon dat in de loop van miljoenen jaren haarfijn afgesteld is om het leven te bevorderen. Hij leeft als een bij die nectar verzamelt zonder te weten dat zij daarmee bijdraagt aan het proces van het leven. Een baby is in zekere zin nog een jong zoogdier dat archaïsch leeft, alleen gericht op zijn overleving. Een baby is van nature egoïstisch. Verliefdheid is van nature egoïstisch.

 

Dat verklaart echter ook dat haat en liefde dicht bij elkaar lijken te liggen, zoals ook de volksmond het zegt. Dat is niet helemaal waar, zoals we verder zullen zien, maar we kunnen gemakkelijk begrijpen dat als deze “liefde” opgewekt wordt door (de belofte van) het voldoen aan behoeften, omgekeerd het niet-voldoen aan behoeften tot onaangename gevoelens zal leiden. Deze negatieve gevoelens maken dat we ons op zodanige manier zullen gedragen dat de oorzaak van ons onwelzijn uit ons leven verdwijnt. Ook dat “weet” een baby perfect en hij kan met grote kracht te kennen geven dat hij iets niet wil. Een baby kan zich op zijn rug gooien en krijsen tot hij krijgt wat hij wil. Ook dat doet hij niet bewust, het is eveneens een biologisch overgeërfd gedragpatroon dat bedoeld is om onze overleving veilig te stellen.

 

Dat zelfde gedrag is ook bij volwassenen nog aanwezig en het grote lijden (het zogenaamde “verdriet”) dat we zien als een relatie verbroken Alle lijden berust op niet-aanvaarden, 
op een “NEEN!”, 
op het afwijzen van de werkelijkheid zoals ze zich voordoet.
wordt, is bedoeld om duidelijk te maken dat we deze gang van zaken absoluut niet van plan zijn te aanvaarden. Alle lijden berust op een niet-aanvaarden, op een “NEEN”, op het afwijzen van de werkelijkheid zoals ze zich voordoet. Het ego voelt zich immers afgewezen en dat is het laatste wat het wil. Het lijden is dan ook een strategie van het ego om de oorzaak van het lijden te doen verdwijnen. Mensen lijden met andere woorden omdat ze juist proberen niet te lijden. Alleen zijn we ons van deze strategie niet bewust, net zoals een baby zich niet bewust is van het feit dat hij zich op zijn rug gooit en krijst.

 

Maar de logica lijkt onverbiddelijk: als we toestaan dat we door iets of iemand gelukkig gemaakt worden, dan bereiden we ons erop voor ongelukkig te zullen zijn als dat iets of die iemand uit ons leven verdwijnt of dreigt te verdwijnen. In beide gevallen geven we de macht over ons welzijn aan anderen omdat we niet geleerd hebben deze macht zelf in handen te nemen. Vele mensen beleven dan ook zich steeds herhalende cyclussen van verliefd worden en gelukkig zijn, gevolgd door het verdwijnen van de verliefdheid en ongelukkig zijn.

 

De grotendeels automatische, onbewuste, niet-doordachte aard van deze ervaringen berust op de vele magische opvattingen en mythische overtuigingen in verband met “liefde”: de romantische opvatting dat de liefde je moet “overkomen”, dat je “het geluk moet hebben” de liefde te vinden, dat liefde een kwestie van geven en nemen is, dat liefde niet van één kant kan komen, dat “echte liefde” alles overwint, dat liefde alle wonden heelt, dat het lijden na een scheiding of na een overlijden een gevolg van liefde is, enz

 

 

Figuur 4

 

Figuur 4. Mythen leiden tot hinderlijke gewoonten als negatief zijn en bezitsdrang evenals tot eisen en oordelen. Deze houdingen leiden op hun beurt tot een houding van “NEEN”-zeggen en tot negatieve gevoelens.

 

 

 

Samenvatting: liefde als emotie

 

-          heeft de ander “nodig” om zich heel en gelukkig te maken

-          is de verwachting en de eis dat de ander de eigen tekorten zal invullen

-          berust op een projectie van verwachtingen op de ander

-          is bijgevolg blind voor de realiteit van de ander

-          kan makkelijk “omslaan” in haat als de ander niet aan de verwachtingen voldoet

 

 

 

 

2. Liefde als keuze: onvoorwaardelijke liefde

 

Hogere liefde is de keuze om de realiteit op een bepaalde manier te ervaren, namelijk vanuit een houding van JA. Dit is een houding van vreugdevolle aanvaarding van wat er is. Liefde is niet wachten tot we plots overweldigd worden door een ervaring die een JA laat opwellen zoals bij verliefdheid. Liefde is het bewuste creëren van dergelijke houding. Het is dus een keuze, een daad van bewustzijn. Als verliefdheid vergeleken kan worden met een (aangenaam) natuurverschijnsel, dan is liefde daarentegen een kunstwerk, dat wil zeggen een creatie van het menselijke bewustzijn.

We kunnen weinig doen om liefde te krijgen. We hebben heel weinig controle over het feit of anderen van ons houden. Maar we kunnen alles doen om liefde te geven, om liefde te worden. We hebben alle controle over de keuze om een liefdevol persoon te zijn. We kunnen besluiten een liefdevol persoon te worden in plaats van liefde te zoeken.

 

Geen vervulling van behoeften

Liefde als keuze is, in tegenstelling tot liefde als emotie, geen verwachting van vervulling van behoeften en is niet het belonen van de ander omdat die zich zo voortreffelijk of zo lieftallig gedragen heeft. Liefde is geen behoefte-economie. Er wordt niets gegeven of gekregen. Men kan dus ook niet teveel gegeven en te weinig gekregen hebben! Het “geven” is een metafoor, een manier om uit te drukken dat er iets gebeurt dat misschien op geven lijkt. Maar er wordt zeker niets gegeven in de zin dat je dan iets minder zou hebben en de ander iets meer. Er is namelijk niets dat je echt kunt geven. Het enige wat je zou kunnen “geven” zijn dingen die je niet toebehoren, zoals voedsel, onderdak of kleding, maar Liefde is een houding waar je altijd voor kunt kiezen.dat is niet iets van jezelf. Van jezelf kun je niets geven. Je kan niet je tijd geven, want daarvan heeft iedereen er nu eenmaal evenveel en daar kunnen we niets aan doen. Zelfs je aanwezigheid of je aandacht kan je niet geven! Probeer je maar eens in te beelden hoe je dat zou kunnen doen!

 

Het enige wat je kunt doen is kiezen voor een manier van zijn. Je kunt aanwezig zijn, je kunt aandachtig zijn. Het is op een bepaalde manier zijn, zonder dat er iets gegeven wordt. Je kan even goed zeggen dat de ander je de kans “geeft” om zo te zijn! Je kan dus ook niet te veel geven of leeggegeven zijn! Liefde is een houding waar je altijd kunt voor kiezen, ongeacht wat de ander doet of niet doet.

 

Gewoon zijn

We kunnen dit vergelijken met het kijken naar een bloem: men wil niets, men verwacht niets, er is geen enkele behoefte die moet ingevuld worden, de bloem moet niets doen en ook jij moet niets doen. Als je gewoon aandachtig bent, dan word je gewoon vervuld door de schoonheid van de bloem, dat is: door het zijn van de bloem. Er is alleen de vreugde, de dankbaarheid dat je aanwezig mag zijn bij het zijn van die bloem, dat je getuige mag zijn. Maar daarvoor heb je niets moeten doen of geven. Alleen maar zijn. Liefde is een manier van zijn. Dat stemt volkomen overeen met de definitie van Spinoza: Liefde is de vreugde om het zijn van de ander.

 

Liefde is dus geen beloning voor het goede gedrag van de ander, maar een erkenning van de schoonheid, de waardevolheid van het zijn van de ander. Liefde is dan ook niet op de eerste plaats Liefde is geen gevoel maar een zijnstoestand.een gevoel, maar een zijnstoestand waarin men zich openstelt voor het mysterie in en van de ander. Het mysterie is het onnoembare, waarvoor men geen woorden heeft, wat men dus ook het goddelijke kan noemen, en liefde is dan de keuze het goddelijke in de ander te zien, ook en vooral als dit niet onmiddellijk duidelijk is. In die zin kan men ook liefde geven aan mensen die ons geen liefde geven en die ons misschien helemaal niet genegen zijn of die zelfs agressief of vijandig zijn. Ook in die mensen kan men immers een uiting van het mysterie van het leven zien, zoals men het mysterie ook kan zien in de natuur, in dieren, in planten, in de roos en in de doornen van de roos. Zoals de zen-filosofie het zegt: “De pruimenbloesem geeft zijn geur, ook aan de hand die hem breekt.”

 

Dat is de basis van mystieke ervaringen. De ervaring van schoonheid zelf is onbenoembaar. We kunnen er alleen bij komen als we zwijgen. Als we niets meer te zeggen hebben over de roos (onze rationele functie) worden we vrij om de schoonheid te ervaren (onze emotionele functie). Dat wat onbenoembaar is, noemen we met een zo neutraal mogelijk woord het mysterie. Mystiek is het ervaren van het mysterie. Mystici proberen dan ook het onzegbare toch te zeggen. Het boeddhisme noemt deze ervaring de leegte, maar het is alleen maar een conceptuele leegte, een ervaring van sprakeloos zijn van het ego, een onderbreking van het eindeloze gebabbel. Voor de westerling is deze leegte vaak beangstigend omdat hij dan niet meer “weet” wie hij is, waar hij staat, waar hij aan toe is, enz. Volgens het Boeddhisme is deze ervaring van leegte een zeer wenselijke toestand. Dit sprakeloos zijn opent immers juist de deur naar een volheid van ervaring, die we alleen maar kunnen ervaren door ze toe te laten. Het gaat dus letterlijk om een ledigheid die tegelijk vol is, om een vol-ledigheid.

 

Daarom is liefde ook niet mogelijk vanuit het lagere bewustzijn van het ego, dat immers altijd denkt dat het tekort heeft en dat daarom relaties aantrekt met mensen die ook denken dat ze iets tekort hebben. Dat kan leiden tot een aangenaam gevoel van herkenning en van wederzijdse bevrediging van behoeften, maar dat is natuurlijk een zeer wankele en kwetsbare toestand. Men kan dit vergelijken met twee invaliden met één been die als ze goed aan elkaar klitten samen wat stappen kunnen zetten, maar zodra één van beide wankelt, gaan ze allebei onderuit. Dan komt de ontgoocheling, het oordelen, het veroordelen, de kwaadheid, de haat omdat de ander niet voldoet.

 

Liefde schept verbinding

Liefde uit keuze (“hogere” liefde) ontstaat uit de diepdoorvoelde interne beleving van de fundamentele eenheid van alle leven in plaats van uit een bedachte identiteit. Het ego ziet verschillen en zet zich af, liefde ziet eenheid en gelijkheid en aanvaardt. Vanuit het ego ziet men het ego van de ander. Vanuit het zijn kijkt men doorheen het ego naar het zijn van de ander. Een relatie van hogere liefde is er een die niet beheerst wordt door het ego met zijn beeldvormingen en ambities. Liefde berust op open aandacht voor de ander en daar is geen plaats voor willen of nodig hebben. Liefde vereist een Liefde eist niets maar laat de ander volkomen zijn zoals hij op dit ogenblik is.bewustzijn van niets nodig te hebben, een bewustzijn van overvloed. Liefde legt bijgevolg geen eisen op en wil de ander niet veranderen maar laat de ander volkomen zijn zoals hij op dit ogenblik is. Verwachtingen, eisen en verplichtingen horen bij het ego of bij een contract voor het uitvoeren van een opdracht of een project, bijv. het bouwen van een huis of het opvoeden van kinderen. Dergelijke projecten hebben als dusdanig niet automatisch iets met liefde te maken, hoewel elk project, zoals elke daad, ook tot een daad van liefde en spiritualiteit kan worden gemaakt. Naarmate een relatie evenwel meer op projecten is gericht, is ze minder op liefde gericht. 

 

Liefde is een houding van leerling zijn, dat wil zeggen van aanvaarding, van niet-oordelen. Van daaruit kan men JA zeggen tegen de ander en kan men zich openstellen voor het mysterie in de ander. Dat is een houding die voorbij de redelijkheid ligt, maar die helemaal niet tegen de redelijkheid ingaat. Het is geen anti-rationele, anti-intellectuele houding. Wij kunnen immers redelijk begrijpen dat wij het mysterie niet kunnen begrijpen, zoals wij ook kunnen begrijpen dat wij de schoonheid van een bloem of van een zonsondergang niet kunnen begrijpen. Wij kunnen een bloem in het laboratorium analyseren en alles begrijpen van de biochemie, de fysiologie en het metabolisme, maar we kunnen niet de schoonheid begrijpen. Daar kunnen we ons alleen voor openstellen. Daartoe moeten we geen afstand doen van onze redelijkheid, we moeten alleen begrijpen dat dit verder gaat dan de redelijkheid. Het is geen terugkeer naar een vóór-redelijke houding van behoefte en emotie, maar een spirituele houding, een zijnstoestand die de redelijkheid overstijgt.

 

Het enige probleem is ons ego dat zich voortdurend behoeftig voelt en denkt dat het dingen uit de buitenwereld nodig heeft om zich heler te voelen. Daardoor hebben we voortdurend de neiging om weer af te glijden in de voorgeprogrammeerde, automatische denkpatronen van het ego. Vanuit het ego-denken ziet men ook het ego van de anderen en heeft men de neiging anderen te beoordelen en eisen op te leggen. Het hogere bewustzijn heeft geen behoefte aan benoemen, verklaren of oordelen. Het kijkt doorheen het ego van de ander en ziet ook het hogere in de ander. Het hogere bewustzijn kijkt doorheen de vorm en ziet het hogere in de ander. Het herkent de roos, ook als ze in een lelijke vaas staat. De enige uitdaging bestaat eruit elke dag wakker te blijven en steeds meer wakker te worden. Dat leidt tot een houding van mededogen en van onverstoorbare vriendelijkheid, van passionele gelijkmoedigheid. Zoals klagen en lijden het handteken is van het ego, is onverstoorbare vriendelijkheid het handteken van het hogere bewustzijn.

 

 

 

Samenvatting: liefde als keuze

 

-          berust op de ervaring reeds heel en gelukkig te zijn

-          wil dit graag met anderen delen

-          verwacht en eist niet dat de anderen onze tekorten zullenopvullen

-          kan bijgevolg de anderen aanvaarden en anders laten zijn

-          kan niet “omslaan” in haat, ook niet als de ander niet aan onze verwachtingen voldoet

 

 

 

 

3. Geluk: liefde voor het leven

 

De Dalaï Lama zegt dat geluk vanzelf komt als je liefde geeft, dat wil zeggen als je liefdevol bent. Liefdevol zijn betekent niets anders dan aandachtig, mindful zijn. Je wordt niet liefdevol omdat je gelukkig bent, je wordt gelukkig omdat je liefdevol bent. Zo word je ook niet dankbaar omdat je gelukkig bent, je wordt Geluk komt vanzelf als je liefde geeft.gelukkig omdat je dankbaar bent. Je kunt dankbaar zijn, niet omdat het leven of de anderen je zo veel gegeven hebben, maar omdat je getuige mag zijn van het mysterie van het leven. Omdat je er gewoon bij mag zijn. Het is een soort geluk dat niets te maken heeft met zintuiglijk genot. Door zich over te geven aan de stroom van het zijn, is men in staat zich tot de wereld te verhouden met een openheid en een acceptatie die er voorheen niet was.

 

Het ideaal is alles in het leven lief te hebben. Maar als je nog niet alles kunt liefhebben, begin dan met één ding, dat wat je het meest dierbaar is, bijv. je partner of je kind. Ga dan naar het volgende. Zo kun je verder gaan. Voor wie wakker is geworden is contact met spiritualiteit een natuurlijke toestand, niet één of andere wonderbaarlijke prestatie. Spiritualiteit is niet het toevoegen van interessante concepten aan de inhoud van het verstand, maar het geworteld zijn in het bewustzijn in plaats van verdwaald te zijn in het verstand of de emoties.

 

De ervaring van schoonheid is de ervaring van een orde. Het ego kan alleen de orde begrijpen die het zelf, met het verstand, geschapen heeft, die het kan benoemen en verklaren, bijv. de schoonheid van een aangelegde tuin of van een wetenschappelijke theorie. De schoonheid van een roos, de ervaring van de orde in een roos, kan men echter niet begrijpen. Men kan er alleen ontvankelijk voor zijn door stil te zijn en te begrijpen dat men niet kan begrijpen. Van die ervaring kan men verder gaan naar de ervaring van de orde in een mens of in de natuur, en ten slotte naar de ervaring van de grootste orde, de kosmische orde, die altijd een mysterie blijft, die we niet met het verstand kunnen begrijpen. Spiritualiteit gaat ook niet over geloven, verklaren of oordelen, maar over ontvankelijk zijn voor de hoogste orde, voor het ervaren van de hoogste schoonheid, die we niet kunnen verklaren of begrijpen, die we zelfs niet kunnen benoemen. Dat is wat bedoeld wordt met stil worden: niet ophouden met denken maar ophouden met dingen te benoemen en te verklaren.  De traditionele manier De sneeuw valt, elke vlok komt op zijn plaats terecht.om over het mysterie, het onbenoembare te spreken, is door het gebruik van het woord god. Ook grote kunst spreekt over en maakt ons ontvankelijk voor het mysterie. Daardoor verheft ze de mens, ze nodigt uit tot een groter bewustzijn, in tegenstelling tot kleine kunst die vermaakt. Spiritualiteit ziet de schoonheid, het mysterie van de ongerepte natuur, niet alleen in zijn liefelijke aspecten maar ook in zijn tragische wreedheid en meedogenloosheid. Dat geldt ook voor de menselijke samenleving. Spiritualiteit ziet dat alles precies is zoals het moet zijn omdat het niet anders kan zijn. Dat is de betekenis van de zen-uitspraak: “De sneeuw valt, elke vlok komt op zijn plek terecht.”

 

 

 

Figuur 5

Figuur 5. Liefde is de bewuste beslissing om via de redelijkheid de NEEN (d.i. het lijden) te overstijgen en tot een JA te komen. Dat leidt tot een houding van liefde voor het leven en voor de mensen en tot gevoelens van welzijn en geluk.

 

 

Stort jezelf in liefdevolle benaderingswijzen,

omhels je dochter alsof ze heel de mensheid is,

liefkoos je geliefde alsof hij het lichaam van God is,

aai je hond alsof hij het hele leven in het universum belichaamt,

schrob de vloer alsof het een heilige offergave is.

Frank Andrews

 

 

 

 

Naamloos-1c kopie

 

 

>> naar boven

 

8/02/13